In les #1 leer je woorden en zinnen die je kunt gebruiken in een vliegveld. Zoals het vragen naar een stoel bij het gangpad, de bagageband of een taxi naar het centrum.
Lesmateriaal:
No embarque.
Bij vertrek.
Onde eu faço check in para vôo internacional?
Waar check ik in voor een internationale vlucht?
Onde eu faço check in para vôo nacional?
Waar check ik in voor een nationale vlucht?
Eu posso ter um lugar ao lado da janela?
Mag ik een stoel aan het raam?
Eu posso ter um lugar do lado do corredor?
Mag ik een stoel aan het gangpad?
Eu posso ter um lugar ao lado da saída de emergência?
Mag ik een stoel bij de nooduitgang?
Qual é o caminho para a entrada de embarque?
Wat is de weg naar de gates?
O vôo está atrasado?
Is de vlucht vertraagd?
Algumas palavras importantes.
Enkele belangrijke woorden.
Bilhete de avião – Passaporte – Bagagem
Ticket – Paspoort – Bagage
Bagagem de mão
Handbagage
Cartão de embarque
Instapkaart
Classe econômica – Primeira classe – Mala
Economy class – First class – Koffer
No desembarque.
Bij aankomst.
Eu tenho um vôo de conexão.
Ik heb een aansluitende vlucht.
Onde é a área de coleta de bagagem?
Waar is de bagageband?
Onde é o achados e perdidos?
Waar is de balie gevonden voorwerpen?
Onde eu posso pegar um táxi para o centro?
Waar kan ik een taxi pakken naar het centrum?
Onde eu posso pegar um ônibus para o centro?
Waar kan ik een bus pakken naar het centrum?
Onde eu posso pegar um trem para o centro?
Waar kan ik een trein pakken naar het centrum?
Você pode me levar para o hotel Hilton?
Kun je me naar het Hilton hotel brengen?
